zaterdag 20 juli 2019

Chan chan

Varela – Bissau # Bissau – Quinhámel – Bafatá – Gabú // 5 tot 12 april # 24 april tot 2 mei 2019 // Soundtrack by Buena Vista Social Club

Naar de oerdegelijke West-Vlaamse criteria van een goede vakantie “Ej hoe were hèt?” & “Oe was’t eten doar?” heb je in april niets te zoeken in Guinee-Bissau. Kwatongen zouden zich kunnen afvragen wat een mens dan denkt te vinden in een zogenaamde failed state. Een overzicht.

(De vertraging bij m'n schrijfsels is te wijten aan Google die de toegang tot mijn eigen account blokkeerde tijdens ons verblijf in Ivoorkust. Vanaf nu: back in business!
Kus uit Ghana..)


Guinee-Bissau is volgens de Human Development Index één van de allerarmste en minst ‘ontwikkelde’ landen ter wereld. Het hoeft geen groot betoog dat ook de politieke situatie er dan een soepje is: geen van de laatste vijf presidenten heeft zijn ambtstermijn beëindigd & corruptie tiert er weeldig. Her en der zijn nog sporen te vinden van de bloedige burgeroorlog uit de jaren negentig en ook herinneringen aan de bijna 20-jarige onafhankelijkheidsstrijd zijn alomtegenwoordig. Daarenboven krijgt het ook het label van Narco-State opgedrukt. Deze handel legt een enkele officier en minister uiteraard geen windeieren. Jedoch, daar hebben Paulinho, Tino of Titi niets aan. Openbare voorzieningen zijn er amper – ondanks het geflirt met het communisme in de jaren tachtig.
Buiten de cashew-productie is het land bijna uitsluitend afhankelijk van internationale steun.

Amílcar Cabral - onafhankelijkheidsstrijder in de sixties..

Een nadeel van onze reisstijl is dat we het moet stellen met de jaargetijden die toevallig aan de gang zijn. Gestart zijn we in de beste reistijd. Deze maakte langzaam plaats voor de extreme hitte samen met het einde van de lange droogte. Binnenkort komt de regentijd ons dan weer inhalen. Het zijn dingen die het leven op Mama Afrika bepalen en zijn ergens ook wel een essentiële aspecten om dit machtige continent wat beter te kunnen leren kennen. We laten het maar begaan en zullen zien waar het ons brengt.

Extreme hitte betekent trouwens echt wel extréme hitte. Uit eerste hand kan ik melden dat er zo ongeveer niets is wat bij veertig graden ook maar in de buurt van leuk komt. ‘t Is simpelweg té warm. Te warm om rond te wandelen, te warm om te eten, te warm om te slapen, … Het vergt ongelofelijk veel energie om je lichaam gewoon op haar normale temperatuur te houden. Alles andere is er teveel aan.
Zij die graag spreken van de luie Afrikaan heeft zo’n hitte duidelijk nog niet aan levende lijve ondervonden. Onder het motto “act like a local” planten we ons tussen 13 en 18u vooral in de schaduw van de dichtstbijzijnde mangoboom en zien de tijd vergaan. Het enige jammere daaraan is dat de mango’s tijdens de eerste helft van ons verblijf nog niet rijp zijn.


Enkel een overgemotiveerde toerist is zot genoeg om 's namiddags onnodig buiten te lopen.

In een land als Guinee-Bissau zijn er trouwens nog andere factoren die er de omgang met hitte niet gemakkelijker op maken. Elektriciteit is maar deels voorhanden: met wat geluk enkele uren per avond. Als we dan al eens een kamer met ventilator ter beschikking hebben levert die dus niet al te veel op, want ook ‘s nachts koelt het amper af. Zo wordt slapen een echte opdracht en ben ik de dag nadien nog lomer. De vicieuze cirkel van een hittegolf in West-Afrika. Ik waan me nonstop in de heteluchttunnel van het Olympiazwembad te Brugge en vind geen uitweg. Argh.

Over het eten kan ik ook een boekje schrijven, maar zal het houden bij een lijst van wat we zo gemiddeld in onze keelgaten stoppen, dat zegt eigenlijk genoeg:
- droge rijst met vis;
- droge rijst met kip of vlees;
- frieten met vis en mayonnaise;
- frieten met kip of vlees en mayonnaise;
- spaghetti met een omelet, mayonnaise en rauwe ajuinen.

Atypisch gerecht: oesters in Quinhámel.

Typisch ontbijt: rijst met verschillende sausjes. Vegetarisch. Megalekker. Te verkrijgen aan de busstations.. Tot ca. 9u :-(..

Dat laatste is korte tijd m’n lievelingsgerecht – zie het een beetje als het equivalent van een voetbalhamburger. Dat groenten schaars zijn is een understatement. Vandaar: geen saus, geen slaatjes, niets. Vinden we in deze culinaire woestijn dan toch eens een dame die aan de rand van de straat enkele tomaten verkoopt, dan moeten we die ook a la minute opeten. Na een halve dag beginnen ze namelijk al wat te rotten. De hitte kent ook met hen geen genade.

Dit zijn op zich feiten, waar een mens niet bepaald vrolijk van wordt. Maar genoeg geklaagd. Want toch onthouden we Guinee-Bissau na een maandje rondtsjoolen vooral als verrassend vrolijk, vriendelijk & vredelievend.


Ik heb het al vaker vermeld dat het zo absurd is dat het aan de andere kant van een willekeurig getrokken landsgrens plotsklaps helemaal anders kan zijn. Bij het binnenkomen van Guinee-Bissau treffen we op een totnogtoe eerder ongewone terughouding der mensen. Anders als in Senegal, Gambia of Marokko genieten we hier van het aangename niet-opvallen van onze andersgekleurde huid. Dat zijn we niet meer gewoon. De mensen zijn beleefd, heten ons welkom en… stappen verder. Zelden moeten we onderhandelen over prijzen. Het hoogtepunt is hier dat – of all people – taxichauffeurs telkens weer het correcte bedrag voor een rit verlangen. Ook in’t holst van de nacht.

Men spreekt Portugees (beter gezegd Creools, een verre achterneef van het Portugees). Een taal die we onvoldoende beheersen voor echte conversaties. Met Spaans komen we er ook niet mee weg. Het wordt moeilijker om te communiceren en mijn gesprekken volgen het stramien van de simpele liedjestekst van het anders wel buitengewone Chan Chan (Buena Vista Social Club).





Hoofdstad Bissau wordt al snel onze lievelingsstad in West-Afrika. Dit te moeten beschrijven is moeilijk. Tussen verval en romantiek is dit centrum een juweeltje die de perfecte filmcoullisse vormt. We houden van de vele verdoken bars en restaurants en laten ons meeslepen in de enige chaotische plaats van het land: de Bandim-markt. Het komt goed uit dat het ons bevalt, want Bissau is ook de plaats waar we enkele ambassades bezoeken met het oog op de volgende visa: Guinee (Conakry) en Ivoorkust. Dat neemt altijd wel een beetje tijd in beslag.


Bandim.

Voorts bleek Guinee-Bissau voor ons ook het land van interessante ontmoetingen te zijn.

Toevallig leren we een Duitse verpleegster kennen, die in Gabú met donaties een operatiekwartier opbouwt. Deze collega verpleger gaat graag in op haar uitnodiging om dit kleine, onderbezette en materiaalarme ziekenhuis te bezoeken. Tijdens Angélika’s rondleiding worden we met de harde realiteit geconfronteerd. Middelen ter behandeling zijn niet voorhanden: kompressen, verbanden, spuiten, etc zoek je tevergeefs. Wanneer hier iemand binnenkomt moet die zelf eerst de ziekenhuiskosten betalen en dan op zoek gaan naar de benodigdheden bij de naburige apotheken. Dat zo vaak kostbare tijd verloren gaat is eigenlijk overbodig om te vermelden.
Ook het eten moeten de patiënten zelf regelen. We zien enkele families lunchen en rusten in de schaduwrijke tuin, daar de hitte in de ziekenhuiszalen ondragelijk is. Ziek worden vermijden we beter hier.
We bezoeken nog een andere op donaties terende afdeling waar ondervoede babies terug opgepept worden. Angélika put moed uit de successen die hier geboekt worden en daadwerkelijk zien de meeste kindjes er best vrolijk en gezond uit. Met uitzondering van eentje die hier blijkbaar pas sinds gisteren is. Het arme kind herinnert me aan de foto boven een artikel over de hongersnood in Jemen. Z’n hoofd komt ongelofelijk groot voor in verhouding tot zijn energieloze lichaampje. Het slaakt zuchtjes uit en lijdt zichtbaar in de armen van de moeder. We nemen hen beide mee naar de spoedafdeling, waar ondertussen ook drie slachtoffers van een ongeval aankomen; ze worden niet vervoerd in de ziekenwagen, maar komen achterop een brommertje of in een taxi.
Geen enkele van de tien Cubaanse artsen is aanwezig. Op deze eerste mei hebben ze een feestdag, en willen er zich ook aan houden wanneer geen betere betaling komt. Of het arme kind het tot morgen overleefd… We zullen het nooit ervaren. Of het beeld ooit uit mijn gedachten kan verdwijnen? Ik denk het niet.

In Bafatá belanden we per toeval op de koffie bij een Duitse familie die sinds een jaar verhuisde naar vader’s vaderland. Deels als vlucht van racistische vijandelijkheden, waar ze met twee kinderen van Afrikaanse origine in Duitsland mee te maken kregen. Maar ook deels op zoek naar meer tijd en zelfbeschikking die het Westen hen niet kan bieden. Terwijl hun huis nog in opbouw is wonen ze met vier in een woonwagen. Hoewel ze in zeer eenvoudige omstandigheden leven na hun zogenaamde sociale uitstap zijn ze hier oprecht gelukkig. Hartverwarmende koffieklets.

Met Wouter was er ook een leuk weerzien in Bissau. Hij was er een weekje voor’t werk. Het is echt een gewoonte geworden om eens om de paar maanden Brugs te kunnen spreken. Tot in Abidjan, Wouter?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten