donderdag 16 mei 2013

Oi!

Omdat we niet voor niets onze verschrikkelijkste busrit tot nu toe gemaakt zouden hebben, boekten bij aankomst in Rurrenabaque direct een zesdaagse tour. Eerst trokken we drie dagen de jungle in, daarna  bezochten we overstroomde savanne’s met hun wildlife. Alright!

In the jungle..

In een kleine boot werden we aan de rivier naast ons Hostal opgehaald om een drietal uur tegen de stroom de jungle wat dieper in te varen. Aan boord zijn onze nieuwe Zwitserse vrienden Lisa & Tobias (die met ons de horrorrit deelden), wij en veel proviand. Onze gids heet Simon (al kan het door het ontbreken van enkele tanden eigenlijk ook Ségon, Sénon of Saigon zijn – ik noem hem voor het gemak “amigo”) en legt ons al snel uit hoe we in de jungle moeten lopen om de kans op het zien van dieren te vergroten. Blijkt dat onze uitrusting zeer amateuristisch is. Onze witte long-sleeves en 50%-DEET muggenspray houden dan wel de kleine zoemers van ons vandaan, het schrikt ook andere dieren af omdat het zo opvalt (en stinkt). Groenzwarte kledij zou optimaal zijn, zoals altijd, ik had het moeten weten..

Op kousevoeten lopen we toch door dicht beboste paden en gangetjes en stoten al snel op verschillende vogelsoorten, alvorens het de spanning stijgt. Simon hoort in de verte het geluid (“heu?” denk ik bij mezelf) van een groep kudde wildzwijnen. Onze kleine groep is in grote staat van alertheid, toch duurt het nog even voor wij, leken, ook iets te horen krijgen. Hurkend naderen we hen zéér traag, en horen een eeuwigheid later hun gegrom, gestamp en gekraak van hun tanden. Dan begint het beestachtig te stinken en gaat onze hartslag de hoogte in. Schuilend achter een boom zien we er ééntje. Dan nog één. Dan de hele groep. Dit klinkt niet zo cool als het was, maar écht waar, zo’n honderden wildzwijnen in de jungle achtervolgen is duizendmaal spannender als het zien van tien tamme leeuwen in de Zoo van Antwerpen. Vooral omdat zo’n zwijn die zich bedreigd voelt een der gevaarlijkste beesten in dit gebied is voor de mens. En daar stonden we enkele meter bij vandaan. Verder zien we nog veel onspectaculaire dieren, die ons verblijf toch aangenaam maken. Men krijgt niet elke dag de kans om in het regenwoud te wandelen, nietwaar? Zo zagen we nog dunne slangen, vleermuizen, reuzenkonijnen, een krokodil en een dikke, vette, zeer smakelijk uitziende tarantula.

Één activiteit ontgoochelde me dan weer totaal. Dat klinkt dan weer véél spannender dan wat het is. Piranha vissen. Is me dat saai, mo saai. Inga & ik leggen er al snel onze kop bij nadat we ons bezighielden met piranha voederen terwijl Tobias & Lisa na het tonen van een engelengeduld elk een lieve kleine piranha vingen. Het gemiddelde aasverbruik is met wat zin voor overdrijving 1 kilogram rood vlees per persoon. In ruil kregen we elk (ditmaal zónder overdrijven) 10 gram vis. De volgende keer opper ik die arme kleinerds met scherpe tandjes terug te smijten. Na het verslinden van ons bloeddorstig visje (gelukkig was er buiten dat nog een gans buffet voorzien) maken we een nachtwandeling. Gewapend met enkele zaklampen trekken we alweer het donkere woud in, op zoek naar dorstige dieren aan de rivier. Buiten een krokodil, die tien meter verder net als ons een nachtwandeling maakt op zoek naar beesjes spotten we niets levends meer. De overheldere sterrenhemel en het luide kikkerconcert daarentegen maken alles goed! Kwark. De laatste dag verbrengen we zeer rustig aan ons base-camp en leren we onze eigen “artesania’s” knutselen. Na een heerlijk middagmaal stapten we als trotse bezitter van een zelfgemaakte ring, ketting en oorring moe maar tevreden in onze kleine boot..

Relaxed door de pampa’s

Op weg naar de savanne kwamen we onrechtstreeks in aanraking met wat wellicht het grootste raakpunt is tussen Belgen & Bolivianen. We maakten een omweg, omdat ontevreden werknemers de weg blokkeerden. In tegenstelling tot de jungle moet men hier geen moeite doen om veel dieren te zien. Men gaat aan boord en laat zich varen. Een aangename switch. Desondanks wordt het niet saai. In het water zien we een enkele pink-river-dolphin, aan de oever liggen verschillende krokodillensoorten, in het modder staren reuzenbevers (? Capivara) ons aan en in de bomen komen grotere en kleine aapjes tot dicht bij ons om te zien wat dat is, zo’n camera. Daarenboven leven hier honderden vogelsoorten, die met gekleurde hanenkam bewijst dat punk not dead is! (Deze zagen we ook euh, vogelen)

Het programma,het kamp & het lekkere eten waren gelijkaardig aan dat in de jungle. De muggen dan weer gretiger (had ik op voorhand geweten dat die door kleren bijten, ‘k had m’n gat ingesmeerd met DEET, serieus..). Tijdens een nachtvaart zagen we met onze zaklamp tientallen oplichtende, grote, oranje ogenparen van de krokodillen. Vet, aangezien we er wel zeer dicht bij zijn. Na een korte nacht werden we om 5u30 door Ronny gewekt “Quieres ver un kaiman grande??”. Inga, Tobias & ik springen als enige uit de veren in onze 10-persoons-kamer. Dit maal wordt de vroege vogel beloont en we zien Pedro, de 3 tot 4 meter grote “huiskrokodil” in volle ornaat op ons kampterrein rusten. We naderen tot op enkele meters om het beest tussen de slapers in onze ogen door aan te schouwen.

Na een uurtje tevergeefs & vervelend vissen (Inga & ik boycotten weer) komt het – voor mij –hoogtepunt van deze tour. We varen we naar een klein binnenmeer, het territorium van de heerser van de pampa’s, de pink-river-dolphin. Daar waar we minder dan vijf minuten geleden nog een kaaiman aan de oever zagen, sta ik al vlug in onderbroek om een duik in het troebele, ondoorzichtbare en vuile water te nemen. Kort daarop komt een ruim 2m groot beest tegen me aan gezwommen. Ondanks het voelen van deze zachte huid schrik ik me rot. Een gevoel die zo zal blijven, men ziet niets in dit water en voelt plots iets in zijn voet bijten. Met een bloedende voet kom ik na een kleine schreeuw weer uit het water, de rest van de boot nog meer afschrikkend (slechts de helft van de aanwezigen waagde zich in’t water en diegenen die nog sprongen wachtten eerst een kwartier tot ze zagen dat ik niet door krokodillen opgepeuzeld werd). Inga werd ook gebeten en hijste zich terug in de boot om er te blijven. “Ik vertrouw nooit geen zeezoogdieren meer”, zou ook kabouter Wesley roepen. Ik ben geen kabouter dus trek mijn schoenen aan ter bescherming en spring weer in het water. Op zoek naar de ultieme kick. Die kreeg ik dan ook. Ik kan serieus lang met een nieuwe vriend spelen, “surf” erop als ie onder me zwemt, streel zijn lichaam, hang aan zijn vin en laat me in cirkeltjes meevoeren. Heerlijk, ik zwom met dolfijnen! Dat we een dag later nog op zoek gingen naar anaconda is het vermelden niet waard, we vonden niets, werden opgegeten door muggen en zaten na een uur totaal onder het slijk.

Ons absurde plan

Geen zin in een nieuwe gevaarlijke & vermoeiende lange busrit gingen we in Rurrenabaque op zoek naar een alternatief. Het kostte ons veel geduld en een dosis geluk om ons, aanvankelijk als absurd bestempelde plan tot uitvoering te brengen. Toch zijn we er in geslaagd! Het idee was nochtans simpel. “we pakken gewoon de boot é”. Een blik op de kaart vertelde ons dat dit theoretisch mogelijk was. In de praktijk vaart echter geen enkele cargo-boot naar Riberalta. Enige mogelijkheid bleek zelf op zoek te gaan naar een kapitein om met hem een overeenkomst te maken. Een kleine week speurden we het hele dorp af en vonden we in de gesnorde Eddy eindelijk de persoon die bereid was deze uitdaging met ons aan te gaan.

Zo starten we morgenochtend een tot-tien-daagse tocht. Daarin zullen we ruim 800km stroomafwaarts gaan richting Braziliaanse grens in een smalle houten boot van 12m lang, 1000 liter benzine en werkelijk álles qua eten meeslepend (buiten vruchten uit het woud hebben we toegang tot niets). Wildkamperen zal hopelijk een nieuwe betekenis krijgen voor me. We wilden een echte jungletocht, morgen hebben w’em! Daar waar we eigenlijk een stuk te jong zijn om veel écht nieuwe dingen te ontdekken, zijn we behoorlijk euforisch over het feit dat we eindelijk ernstig off the beaten track gaan. Ons enthousiasme werkte aanstekelijk en Lisa & Tobias komen ons vergezellen.

Schip ahoi & tot binnenkort!

PS: Voor wie onze trip op de kaart bekijken wil. We gaan van van Rurrenabaque naar Riberalta over de Rio Beni.



Jungle-pig.



Tarantula boven zijn huisje.
Artesania's maken met gevonden noten & zaden.
Gebakken piranhas, jammergenoeg enkel kraakbeen & graten.

2x varen in de pampa's.




dinsdag 7 mei 2013

Je bent in de jungle, baby..

.. zou Luc de Vos me zeggen. Al hebben we daarvoor toch enkele hindernissen moeten trotseren. Het liep niet van een leien dakje. De "weg" van La Paz naar Rurrenabaque staat er namelijk voor bekend de gevaarlijkste "straat" ter wereld te zijn. Ondertussen is er bij één vijfde van het traject een vervangend, geasfalteerd stuk. De oude "death-road" is nu een toeristische trekpleister (al tukt de occasionele bus met heimwee er nog steeds vrolijk over), elke dag dalen honderden gringo's per mountainbike deze ruim 50 kilometer af. Om dan meer dan 3500 lager te genieten van een zwembad, een groot buffet en om er te pronken met hun "I survided the death road"-t-shirt. Zo ook Inga & Kenneth..

Men hoort vele mensen klagen over massatoerisme, een gevoel die ik slechts half deel. Er is wel-degelijk een reden waarom zo veel mensen krak-hetzelfde doen. Niet zelden omdat het absoluut de moeite waard is.We grooven hobbelend over de kiezelweg (nooit breder als 3,2m). Rechts naast ons de bergflank, links van ons de minimum 200m diepe ravijn. Als onze instructeur meldt dat we al-tijd-links-moeten-rijden kijk ik hem bedenkelijk aan. Nog voor ik doorgeslikt heb legt hij uit dat voertuigen uit de andere richting voorrang hebben. Dit houdt steek. In 50km moeten we maximum 10km stampen, de rest van de tijd is het remmen geblazen. Wat na enkele uren keihard pijn doet - vooral op het moment waarop de blaren op mijn hand openspringen. Soit. 't was't waard!

Achteraf, we hebben het namelijk overleefd, kan ik rustig schrijven dat hier sinds 12 jaar 39 toeristen om het leven kwamen. Al moet ik daarbij ook vermelden dat de meeste ervan simpelweg de controle over hun stuur verloren toen ze met 1 hand & afdalend foto's probeerden te nemen. Sjah. Triestige verhalen..

We wilden daarna een tweehonderdtal km verder naar Rurrenabaque. Dit werd de klotigste busrit uit mijn leven. Wegens geen zin om er een nieuw verslag over te schrijven volgen twee dagboekfragmenten..

Zondag 05-05-'13, Coroico -- Rurrenabaque

(...)
"We hoorden al vele horrorverhalen over deze route, jammergenoeg (of gelukkig?) nog nooit uit eerste lijn. De mensen die we tegenkwamen en al in Rurre waren (of planden te gaan) kozen één voor één voor de comfortabele maar tien maal duurdere optie van het vliegtuig. Ik ben eens benieuwd.. Om 13u vertrekken we naar de stad en kunnen er éindelijk (derde keer goede keer..) geld afhalen. Iets voor 14u nemen we de overvolle collectivo naar Yolesita, waar we twintig minuten later aankomen en nog tot 17u moeten wachten op onze bus. Terwijl rijden er veel meer bussen richting Rurre als verwacht, hadden we dat op voorhand geweten...
Tijdens het wachten eten we aan de rand van de straat en maken we kennis met de sympathieke Tobias & Lisa uit Zwitserland, die op dezelfde bus wachten. Als we eindelijk kunnen instappen is onze euforie echter van korte duur. In de plaats van de beloofde semi-cama krijgen Inga & ik plaatsen op de laatste rij (waar de leuning geen beetje achteruit kan). Tot bij de eerste stop "avondeten" gaat het nog, we zitten er alleen dus liggen er met de beentjes gestrekt, vijf-plaatsen-innemend (dat dit niet kan blijven duren, beseffen we dan al). De weg zelf is identiek aan de death-road en geregeld houden we onze adem in. Slik. Het is hobbelen van links naar rechts en ook al gaat het nu nog: comfortabel is anders. Bij de pauze is het vloeken na een bezoek aan het kiezigste toilet aller tijden (waarom men naast de pot kakt, ik versta het nog steeds niet) en ook als we terug in de bus komen. Nieuwe gasten zijn er en Tobias, Lisa & nog een Boliviaan komen onze "knusse" plaatsen delen. Vanaf nu is het pas echt fucked up. Toch nog een funnyfact: een vrouw van middelbare leeftijd roept "falta uno!!" waarop ze 20 seconden later zelf ongeduldig antwoordt: "vamos!!". Zo gebeurt het dat er al eens iemand kan achterblijven.
Iets later is het al helemaal niet meer grappig. Het begint te regenen dat het giet, naast ons zien we de helft van de weg veranderen in een rivier, aan de andere zijde zien we gelukkig de ravijn niet, ook niet bij de honderden bliksemschichten die oplichten in de nacht. Het hele plaatje heeft iets griezeligs. Net voor middernacht staan we voor het eerst een halfuur stil voor het verwisselen van een band. Ik sluit mijn ogen, probéér te slapen en luister daarbij wat muziek, opdat de tijd wat sneller voorbij zou gaan.."

Maandag 06-05-'13, Rurrenabaque

".. Rond 1u staan we dit keer meer als een uur stil. Opnieuw probeert men bandproblemen op te lossen. Slaperig staan we buiten met de anderen en profiteren we ervan om onze benen eindelijk te strekken. Gelukkig is de storm weer gaan liggen. Links en rechts van de baan zien we bananenplanten, we naderen de jungle. Er staan hier twee huizen en in eentje ervan speelt telkens weer hetzelfde kumbia-liedje en bezatten enkele locals zich. Hmm, wat schnapps ware welgekomen. Dan gaat de tocht verder en moet ik - tegen alle verwachtingen in - een uur of twee ingeslapen zijn. Als ik wakkerword kraaien tientallen hanen, is het 5u en hoor ik dat we al meer dan een uur stilstaan wegens het gekende probleem. Om 7u gaat het eindelijk verder en om 8u volgt een ontbijt-pauze. We bestellen koffie & spiegeleitjes. Als we de bus al horen toeteren voor onze bestelling voor onze neus staat haasten we ons naar de bus en moeten we helaas genoegen nemen met de droge broodjes en een restje kaas die we nog in de rugzak vinden. 
Het laatste deel van de rit gebeurt zonder tegenslagen. We stoppen nog 1x om een nieuwe reserveband te kopen (even vrezen we het ergste..) en enkele mensen stappen uit zodat we wat meer plaats hebben. Er is zowaar een geasfalteerde straat nu. Ik geniet van het mooie jungle-uitzicht, sluit af & toe mijn ogen met wat muziek in de oren en lees mijn boek uit. Om 14u komen we na ongeveer 24u onderweg geweest te zijn (voor fuckin' 200km). Ik ben moe en bwoah, wat is het hier heet. We wandelen in het rond en vinden onderdak in een sympathiek guest-house. De koude douche doet voor het eerst sinds lang weer deugd, het visje aan de Rio Beni misschien nog meer. 's Avonds praten we nog even na, gewapend met insectenspray en een fles rode wijn aan de oever, met onze nieuwe Zwitserse vrienden. Allen zijn we blij dat we heelhuids in Rurre zijn aangekomen en kruipen tette onder ons muggennet. Je bent in de jungle, baby!.." 

Vanaf morgen zeggen we het stadsleven even vaarwel en trekken we de jungle in voor een dag of zes. Terwijl zoeken we hier nog eens rond en checken we of er betaalbare alternatieven zijn om dit rustige stadje terug te verlaten nadien. Ik hou jullie op de hoogte!

Prettige feestdag gewenst in Brussel!

Kenneth




3x the "most dangerous road in the world" (bij de eerste is de weg mooit te zien op de achtergrond).

woensdag 1 mei 2013

Titicaca-toerend over de grens


Oi oi! En? Hoe is het in Brugge gesteld met de bekerstress??

Wij zijn ondertussen na Colombië, Ecuador & Peru eindelijk in een nieuw land aangekomen: Bolivië! Aan de grens kregen we direct een opdracht voor onze to-do-list, ons visum gaan verlengen in La Paz. Onze inreis-stempel was slechts geldig voor dertig dagen, iets wat met ons langzame reistempo onmogelijk te behalen is.

Aan de grens Peru/Bolivië ligt op 3800m hoogte het Titicaca-meer. Dit is een van de grootste binnenmeeren ter wereld op dergelijke hoogte en ziet er wat uit als een zee. Buiten verse forel eten genoten we van een tijdje rust in Copacabana (Bolivië) nadat we enkele eilanden op het meer bezochten. Aan Peruviaanse zijde de “Islas flotantes”-Uros, Amantami & Taquile. Aan Boliviaanse zijde het Isla del Sol.

De Uros-eilanden is de benaming voor in totaal ruim vijftig verschillende drijvende, eetbare eilandjes. Op de grootste daarvan “wonen” maximum tien families. Wonen staat tussen aanhalingstekens omdat geen mens weet of er effectief nog mensen wonen, al beweert men tegenover alle bezoekers natuurlijk van wel. We werden er met open armen ontvangen door de sympathieke “inwoners”. Vroeger leefde men hier van visvangst & vogeleieren, die men op het vasteland ging ruilen. Sinds een jaar of tien lijkt hun hoofdbron van inkomsten toch toerisme te zijn. Voor elke van de tien hutten staat een kraampje waar de huisvrouwen hun “handgemaakte” spulletjes verkopen. We kregen nog uitgelegd hoe men zo’n eiland knutselt en proefden xxx, de materie waarmee het in elkaar steekt.

In tegenstelling tot Uros zijn Amantami & Taquile échte eilanden. Al leeft men ook hier – tegenwoordig – meer van toerisme als van visvangst. Doordat alle bewoners hun graantje kunnen meepikken en het geld niet naar een happy-few vloeit zijn hier geen hostels of restaurants. Mensen die hier willen overnachten worden per rotatie-systeem in gastfamilies onderbracht, waar ze voor niet meer als tien euro een bed + drie maaltijden krijgen en dus geen reden tot klagen hebben. Natuurlijk worden na elke maaltijd nog ... artesania’s aangeboden. Een must. Zo ook in Taquile, waar hun handmade souvenirs zowaar Unesco-beschermd zijn en zowel mannen als vrouwen de ganse dag door met breinaalden en/of wol in hun handen lopen. Best leutig.

Een laatste bezoek maakten we aan het Isla del Sol. Daar waar volgens de legende de zon geboren werd en de eerste Inca-nederzettingen te vinden waren. Dit eiland heeft een mediterraans uitzicht, met het nadeel dat het er in de schaduw en bij zonsondergang al snel ijskoud kan worden. Dan voelt men weer direct op welke hoogte men zich bevindt. Hoewel men het – bij de kleinste inspanningen – eigenlijk onmiddellijk merkt aan de hoge bedrijvigheid van de longen die tevergeefs zuurstof zoeken. Op Isla del Sol werd vooral gewandeld, Inca-ruïnen bezocht (dit keer beslisten we écht om ruïnen vanaf nu te laten voor wat ze zijn) en van picnics met cool uitzicht genoten.

Na een korte vakantie in Copacabana (waarover niet te veel te vertellen valt. Enkel dat de lokale priester daar elke dag in verschillende shiften tientallen auto’s en chauffeurs uit gans Peru&Bolivië routineus zegent, om nadien vrolijk de vele geldbriefjes in ontvangst te nemen. “Christus rijdt met je mee”)  zijn we ondertussen aangekomen in La Paz, Boliviës grootste stad. Hier kan men buiten shoppen niet al te veel doen. De zwarte markt is gigantisch, we wonen vlakbij de heksenmarkt met uitgedroogde/dode/kleine lama’tjes in aanbieding, een lokaal donker 7 graden bier vond ik tot mijn grote vreugde en we zagen traditioneel gekleedde bergvrouwen enkele stoere mannen aftoeven in de worstelring.

Morgen dalen we nog de “gevaarlijkste straat ter wereld” af per mountainbike en dan zijn we er stilletjesaan klaar voor om opnieuw een stapje in het oerwoud te wagen voor een nieuwe jungle-trip.

Veel plezier in Brussel op 9 mei!

PS: Ik ben Inga zeer dankbaar voor het meebrengen van haar profi-Orophax-oordopjes. Jammergenoeg blijken ze ’s nachts niet panfluit-proof te zijn..

PPS: Funnyfact in La Paz. Overdag spelen tientallen levensgrote zebra-mascotten verkeersagent, ’s nachts worden ze vervangen door echte flikken met flikkerend Starwars-zwaard. Cool!

PPPS: Van de vele apenverhalen omtrent corrupte grensmedewerkers waar ik voordien in elk Zuid-Amerika-reisverhaal over las hebben we – voorlopig – nog niets gemerkt.





4x de piepkleine, drijvende Uros-eilanden.
Titicaca.

2x chillen op Amantami.
Voorgrond: Isla del Sol, achtergrond: de witte cordillera's rond La Paz.
Picnic op Isla del Sol.
 Een stukje heksenmarkt in La Paz.

2x La Paz.

2x keep on wrestlingX, Cholita's!