New Ireland // 22 - 30 Augustus 2014 // blogtitel-soundtrack van Cock Sparrer: Youtube
Vanop het
eiland New Britain nemen we voor dag & dauw een bananenboot verder
naar het kleinere New Ireland. Hier is 1 enkele stad die naam waardig, de rest
van het eiland bestaat uit bamboehutten-dorpjes. De eenentwintigste eeuw vond
deze plaats gelukkig nog niet. Elektriciteit is er – als het er al is – ‘s
avonds enkele uren beschikbaar tot de generator uitgaat, WC’s zijn gaten in de
grond en douchen doet men in de zee, in de rivier of met een emmer regenwater.
Een
Duitse gouverneur liet honderd jaar geleden een 263 kilometer lange highway
bouwen dwars door de jungle. Dat deze Boluminski een goede mens was betwijfelen
we sterk, maar zijn autostrade maakt het leven van de eilandbewoners nog steeds
wat eenvoudiger.
De banana-boats worden uitgeladen. |
1x was er een echte douche. |
De Boluminski Highway. |
Langs de
highway liggen kleine dorpen. Voor de rest woekert de ondoordringbare jungle.
Een week lang leven we in gasthutten van verschillende communities. We genieten
er van de rust, de ongelofelijke gastvriendelijkheid en de tropische eenzame
stranden. Als we niet toevallig onder een palmboom in de schaduw liggen maken
we wandelingen in de nabije dorpen. Meer nog als op het vasteland zijn we hier
(vooral voor de vele kids) een echte attractie. Ons komen gaat nooit
onopgemerkt voorbij en gelijk waar we rondlopen volgt achter ons een zwerm
kinderen die a la minute groter wordt. Hun gedrag hangt ergens tussen goedlachs,
nieuwschierig & bang. De moedigste deugnieten komen een hand geven, zeggen
hallo of tasten in’t geniep snel eens aan onze witte huid. Volwassenen wensen
ons alle vrolijk en luidskeels een goeie dag.
Onze eerste hut. |
Natural pool. |
Het wordt
vooral grappig wanneer een landlord ons meeneemt en persoonlijk in zijn dorp
rondleidt. Trots worden we aan de dorpshoofden voorgesteld, schudden een hoop
handen en krijgen telkens dezelfde vraag: “why PNG?”. Vastbesloten staat een
oeroude vrouw haar stoel af om ons een zitplaats tussen ‘t volk aan te bieden. Dan
gaan we met een grote groep kinderen naar een waterstroom in de wildernis om
samen te baden. Lachen, gieren, brullen! Er wordt gekreist, gesprongen van de
rotsen, gelachen, gespletst. Om geen valse indruk te geven: de vele
groepsfoto’s met onze nieuwe vrienden zijn ontstaan omdat onze gastgever erop
stond vanuit elke hoek wat kiekjes te maken. De kinderen vonden het in elk
geval meer dan cool, vooral als ze zichzelf dan nadien op de camera-monitor
terugvonden. Hahaahaaaa! We zullen ons geld investeren in het afdrukken en
versturen van deze leuke herinneringen. Waarschijnlijk hebben de meesten geen
enkele foto van zichzelf.
Voor wie van
dorp tot dorp wil reizen op New Ireland zijn tijd & geduld een zegen. Tegen
dat men een voertuig vindt met plaats, die in de goede richting rijdt is men al
gauw enkele uren later.
Gelukkig is
het etensaanbod in PNG wezenlijk beter als verwacht. In onze prijscategorie
hebben we de keuze tussen markt, streetfood en kai-bars (kaikai = eten). De
menukaart van de talloze kai-bars laat zich samenvatten in “alles wat men in de
frietpot smijten kan”. Naast de normale frietkot-zaken friteert men ook brood,
zoete aardappelen en rijst in een deeg-jasje. Grote kwaliteit is het niet, maar
‘t smaakt best ok. Op de markt vindt men daarentegen een gezonder aanbod.
Sierlijk in bananenbladen verpakt & gestoomd verkoopt men hier bladgroentjes,
vis en patatten of banaan in kokosmelk. Lekker! Het beste aan dit gerecht is de
verwonderde & enthousiaste blikken van de locals, die met grote ogen
toekijken hoe we ons pakket openmaken en verorberen. (Kai-kai long spoon,
hahaha!! – die eten dat met ‘n lepel, haha!) ‘t Geeft ons altijd wat
gesprekstof- en partners. Als verfrissing drinken we trouwens minstens een
kokosnoot per persoon per dag.
De
prijsverhouding in dit land is op zijn minst vreemd. Wie denkt dat alles waanzinnig goedkoop
is zoals in het nabije Zuid Oost Azie slaat de bal mis. Reizen in PNG is duur.
Vooral de overnachtingen slaan een heus gat in onze reiskas. Circa 50-60 euro
moet men hier voor een nacht in een tweepersoonskamer op tafel leggen. Daarbij
vertel ik over de gunstigste opties: muffige cellen met dunne mousse-matrassen
en gemeenschappelijke douche/WC op de gang. Verder zijn de kamers over’t
algemeen uitgerust met een asbak en een pak comdooms. Transport is ook duur (te
begrijpen: ondanks een minimumloon van 75 eurocent per uur kost benzine net
zoveel als in Australie). In groot contrast staat dan de streetfood. Ons
favoriete bananenblad pakket is te vinden vanaf 0,30 euro.
Zelden hebben
we trouwens zo’n sympathiek volkje als deze leren kennen. PNG’ers hebben een
waanzinnig vriendelijke, rustige & onopdringerige air waarbij men niets
anders kan als ze de max vinden. Met een lach worden we door elke voorbijganger
hoffelijk begroet. Op het eind van de dag kan dat wel eens vermoeiend worden,
maar ‘t is toch oh zo goed bedoeld. Op de straten worden we dag in dag uit
gevraagd hoe’t met ons gaat, of we weten welke richting we uitmoeten, of we
iets zoeken, etcetera. In de openbare bussen (door expats afgeradene PMV’s)
helpen de locals ons op’t goede moment uit te stappen, willen ons hun plaats
afstaan en zijn blij wanneer we ons gewoon tussen hen in zetten.
Na ruim twee
weken rondtrekken kwamen we welgeteld 1 vrij rondlopende toerist tegen. Een
fietser uit Japan. De weinige andere blanken laten zich snel in een vakje
stoppen:
1. Expats: diplomaten,
zakenlui & NGO medewerkers2. Cruise-toeristen: 60+, makkelijk te herkennen aan de hoog opgetrokken witte tennissokken en zonnehoed, in groepen onderweg per bus met geblendeerde ruiten, krijgen strikt straatverbod (geen zever!) en worden netjes bij de musea in- en uitgeladen. (voor de volledigheid: we zagen deze groepen enkel in het museum & parlement van Port Moresby).
Gewoon zo
rondcruisen lijkt hier niet de gewoonte. Op de straten worden we vaak gevraagd
wat we hier doen van werk. Op het idee dat we hier gewoon op bezoek komen uit
interesse komt geen mens. Wanneer we dat echter antwoorden verheugt men zich.
Men vindt het geestig. Kort daarop vraagt men alleszins met enige ongeloof in
de stem waarom we precies PNG uitgekozen hebben.
Ook
low-budget reizen kent men amper. Wanneer we naar de prijs voor een bananaboot
vragen om op het volgende eiland te varen gaat men er al snel van uit dat we een
ganse boot willen charteren, en niet als doodgewone passagier tussen de locals
willen. In de bussen vraagt men ons bij welke luxueuze resorts we eruit willen.
Als we hen dan uitleggen dat we daar niet naar op zoek zijn wordt verstandnisvol
geknikt, en volgen voorstellen van de goedkopere guest houses. Het voorlopige hoogtepunt
van ingebeelde weelde kreeg ik echter op de markt in Kavieng. Een oudere man
vraagt me of die grote, witte jacht daar in de haven de mijne is.. Van een misverstand gesproken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten