Intermezzo: een woordje over de taal
De twee grootste en algemeen gesprokene landspraken zijn Engels en Tok Pisin. Daarnaast spreken de meeste inwoners ook nog hun lokale moedertaal, een van de 840 talen die van stam tot stam varieren. Het Engels lijkt wat op Afrikaans-Engels, een versimpelde vorm waarbij men zich soms goed moet concentreren om het te verstaan. Daar waar ons Engels er in Australie duidelijk op verbeterd is gaat het hier weer bergaf. Ter compensatie gaat ons Tok Pisin er zienderogen op vooruit.
Een leutig taaltje waarbij de invloeden uit Duits & Engels nog te merken zijn. Verleden en toekomst is onbestaande, gramatica volgt vanzelf en de woordenschat blijft al snel in onze koppen hangen. Hier enkele van mijn lievelingsbegrippen:
Lukluk: bekijken,
bezichtigen, kijken (we lukluk long nambis: we gaan aan’t strand eens
piepen)
Pikinini: Kind/Kinderen
Kaikai: Eten, voedsel, kauwen (Mi laikim kaikai plis: ik zou graag iets eten, aub.)
Liklik: klein, een beetje
bisibisi: druk (busy)
waswas: wassen, zwemmen, baden, douchen, zeep
Sori: Sorry, jammer
Tenk yu tru: dankjewel!!
Yu tok isi isi, plis: Kan je wat tragen spreken aub?
Pikinini: Kind/Kinderen
Kaikai: Eten, voedsel, kauwen (Mi laikim kaikai plis: ik zou graag iets eten, aub.)
Liklik: klein, een beetje
bisibisi: druk (busy)
waswas: wassen, zwemmen, baden, douchen, zeep
Sori: Sorry, jammer
Tenk yu tru: dankjewel!!
Yu tok isi isi, plis: Kan je wat tragen spreken aub?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten