zaterdag 18 oktober 2014

"Raskols!!"

Lae – Goroka // 09 – 12 September 2014
Ik heb er lang aan getwijfeld of ik onderstaande bericht al dan niet zou censureren. Uiteindelijk ben voor mezelf tot een compromis gekomen: we zijn ondertussen op “vakantie” in het veilige Bali. De reden van mijn twijfel? Ik wil niemand, en al zeker niet mijn allerliefste familie, ongerust maken. Anderzijds heb ik het niet voor halve waarheden en goednieuwsshows. Censuur is niet echt mijn ding. Onderstaande bericht is niet geschreven om iemand te schokkeren, en al zeker niet om Papua Nieuw Guinea te verdoemen. Het gaat erom een realistisch reisbericht te leveren, zoals ik het al twee jaar lang doe. Daarbij wordt duidelijk dat ook onderweg niet alles rozengeur en manenschijn kan zijn. Maar hey, such is life..

Nog steeds staat voor ons vast dat we in PNG op een van de warmste, gastvriendelijkste & sympathiekste nationen ter wereld zijn gestoten. Een moeilijk land om zelfstandig in te reizen, edoch zonder twijfel een van de interessantste die ik tot nu toe heb leren kennen. Dat het niet tot de veiligste en ongevaarlijkste bestemmingen van deze wereld behoort kwamen we al tijdens onze “recherche” te weten voor we uberhaupt een vlucht boekten. Met dit hadden we echter niet gerekend.. Enkele fragmenten uit mijn dagboek van de veertiende september:


 “DI 09-09-’14 LAE – GOROKA”

“Om 4u schokt onze kamer. Inga vraagt ‘Was ist das??’. Nadat onze kamer op en neer schommelt als een piratenschip (we zitten op’t zesde verdiep) gilt ze ‘Ein Erdbeben!!’. Het duurt nog enkele seconden voor mijn frank valt. Dan wordt een minuut lang alles heftig door elkaar geschud en krijg ook ik – ondanks mijn halfslaap – schrik. Tot even later de rust terugkeert en Inga opgelucht in m’n armen komt liggen. Fioew.”



“Moe nemen we hartelijk afscheid van Mikal en stappen in een vertrekkensklare (niet te geloven, voor het eerst moeten we geen drie uren wachten voor vertrek – we hebben geluk!) PMV (Public Motor Vehicle, openbare bus waar een 20-tal personen inpassen).”

“Bij een korte discussie met de ‘buscrew’ word ik bijgestaan door mijn wantoks (Tok Pisin voor ‘One talk’, het betekent vrienden, connecties, mensen uit dezelfde stam) Stella & John die we net leerden kennen. Voor de rest geen probleem, ik krijg het correcte wisselgeld met een lach terug, en vanaf dan wordt ook de ‘buscrew’ mijn wantok. Zo eenvoudig gaat dat hier! Later biedt ie me een betere plaats aan vooraan waar ik vriendelijk voor pas: ‘t is niet omdat ik wit ben dat ik bevoordeeld moet worden.”
“Kort daarop komt de schrik van elke reiziger, van elke toerist en van de meeste locals. Een jeep komt naast ons rijden. Jonge gasten zwaaien met pistolen en doen teken dat we moeten stoppen. We weten het direct, en toch krijgen we van alle stemmen rond ons bevestiging: ‘RASKOLS!!’ ‘RASKOLS!!’. Boeven, criminelen, schurken. Met vuurwapens.. Als dat maar goed afloopt. Als in een reflex verstop ik mijn handbagage en neem wat (hopelijk voldoende) Raskol-money uit de portemonnee bij mijn kloten. Als ze daar maar tevreden mee zijn.. Ik neem Inga’s knie vast en buk me zo diep ik kan. Net als alle anderen. Vensters & deuren gaan dicht. Een grote, luide& onverstaanbare discussie tussen de buscrew, enkele beren in onze bus& de raskols breekt uit. Het gaat te snel om er ook maar een woord van te begrijpen, maar een goed verstaander heeft niet veel woorden nodig. De raskols willen het geld van alle tickets, de mannen vooraan zijn niet van plan zich te laten doen. Vanuit het niets wordt een pakket met vijf nieuwe macheten verdeeld aan enkele wantoks in de bus. Zij zijn duidelijk niet onder de indruk & willen terugvechten. Ik daarentegen schijt bijna in mijn broek & denk bij mezelf ‘Hallo??!! Heb je niet gezien dat ze geweren hebben??!!’. De raskols lijken hoedanook geintimideerd te zijn en rijden weg. Wij volgen hen. Wat nu? Rijden we naar een afgelegen plaats om het uit te vechten? Iedereen blijft nog lang gebukt in de auto zitten. De grote gast naast Inga zegt ons met een lachje dat we ons echt geen zorgen hoeven te maken. De witte jeep verdwijnt aan de horizon. Hoewel iedereen zich nog urenlang bukt, als reflex bij het zien van een ander voertuig.”

“Tijd voor een woordje uitleg. Van een kakafonie aan stemmen krijgen we te horen dat we ons geen zorgen meer moeten maken. Deze jonge raskols willen feesten op de Goroka Show en hebben daarvoor een zakcentje nodig. Onze sterke mannen hebben geen angst en zullen dit klusje zeker klaren mochten ze terugkomen. De raskols willen fast-money, geen gevecht. Dat men geen angst is makkelijker gezegd dan gedaan. In record-tijd is van een ‘nice bunch of people’ een hechte groep gevormd, zoals Bucky L. zou zeggen. De dynamiek onder elkaar kan niet hoger zijn en blijft voor de rest van de rit aanhouden. In begeleiding gaan ook wij naar’t wc tijdens plaspauzes, fruit, noten & sigaretten worden met iedereen gedeeld. Ook met ons. We hebben namelijk nog vier uur voor ons liggen. Keer op keer worden we gerustgesteld en daadwerkelijk verdwijnt onze angst beetje bij beetje. Toch blijven we op onze hoede. Uitstappen is namelijk niet van de orde. We zijn in the middle of nowhere.”

“We slaan praatjes als nooit tevoren met onze vele wantoks, laten ons fotograferen en strooien met mijn e-mailadres. We krijgen tips en horen verhalen over de omgeving. Hartelijk nemen we afscheid van ons gezelschap als we uitstappen in Goroka. Opgelucht als nooit tevoren..."
 

Ook in Goroka zijn we gelukkig niet op de peperdure (tot soms kiezige, zelfs voor mijn normen) guest houses aangewezen. Opnieuw via CouchSurfing logeren we bij de wonderbare Prisilla. Een entertainende, levendige, echt Papua Nieuw Guineaanse vrouw die onophoudelijk praat & lacht. Daar ze af en toe druk bezig is met haar eigen zaak worden we enkele dagen “uitgeleend” aan het dorp waar ze opgroeide. Daar wonen we bij de dorpspastoor en zijn familie. Een unieke kans om een zicht op het dagdagelijkse dorpsleven te krijgen. In Papua Nieuw Guinea kan men namelijk altijd bij zijn wantoks terecht. Wantoks van wantoks (van wantoks, etc) kan men altijd voor 100% vertrouwen. Wantoks kunnen dus altijd ergens terecht, met de voorwaarde dat andere bekenden (of bekenden van) ook altijd bij hen terecht kunnen. Een uitstekend systeem waar we via Prisilla worden ingewijd.

Het dorpsleven is zeer “simpel”. Elektriciteit of stromend water is er niet. Daar men enkel een minimum aan apparatuur bezit (een gsm), op het vuur kookt en gaat slapen wanneer het donker wordt is dat niet storend. Men wast zich in het dal in de ijskoude rivier, drinkwater haalt men uit de hogergelegen bron (of uit de regenton). Eten haalt men uit de tuin. De meeste arbeid (inclusief de zwaarste) wordt enkel door vrouwen en meisjes uitgevoerd. Ze slepen het water om te poetsen, de oogst en het sprokkelhout naar boven. Ze koken, wassen, poetsen, tuinieren en verkopen hetgeen ze teveel hebben op de markt.

Enkele dagen verbrengen we bij onze nieuwe gastfamilie. Ze nemen ons mee in de tuin en vertellen welke planten ze aanbouwen. De weg daarheen verloopt gedeeltelijk steil, daarenboven is’t glad & modderig. Hoewel we turnschoenen dragen is het voor ons onmogelijk om zonder vallen & opstaan beneden te raken. Zelfs op handen & voeten slagen we er niet in sneller vooruit te komen. Bewonderenswaard is de stijl waarmee de anderen zich voortbewegen. Blootsvoets schijnt het evenwicht en de zwaartekracht hen geen tegenwind te bieden, ook al sleuren ze water, oogst en hout met zich mee. Met rode kaken laten we ons ondersteunen en optrekken waar nodig.

Het allergrootste verschil met ons westers leven is de factor “tijd”. In tegenstelling tot thuis heeft men in het dorpsleven hier alle tijd van de wereld. “stress”, “haasten” of  “hectiek” zijn drie woorden die je niet in het Tok Pisin woordenboek zult terugvinden. Men werkt enkele uren in de tuin, kookt een paar maal per dag patatjes en doet voor de rest eigenlijk helemaal niets. De drang om altijd bezig te moeten zijn is niet aanwezig. Men ligt in het gras, doet een dutje, slaat hier en daar een praatje, kijkt naar het mooie dal en wacht… op niets. We besseffen plots dat zo’n nietsdoen bij ons uitgestorven is, dat het simpelweg niet meer bestaat. Bij ons MOET men altijd op z’n minst ERGENS mee bezig zijn. Daarmee wil ik nota bene niet beweren dat videospelletjes spelen, constant met de smartphone in de weer zijn of doelloos zappen aan tv beter zijn. Snel integreren we ons in het leven van onze gastfamilie, maar al even snel grijp ik onze frisbee en speel wat in de tuin met de kids.

Drie maal per dag krijgen we eten voorgeschoteld dat bijna uitsluitend uit patatten bestaat. Zoender niet. Alle borden worden gevuld met vijf tot zeven grote (mix van zoete en gewone) knollen per persoon, inclusief de kinderen, inclusief ontbijt. Met wat moeite eet ik mijn bord altijd leeg, goedkeurend kijkt de gastvrouw “mama” me toe. Inga heeft er daarentegen meer moeite mee & krijgt te horen dat ze fragiel wordt als ze niet genoeg eet. Voor elke maaltijd wordt een lang gebed gesproken (dit beperkt zich niet tot de pastoorsfamilie). Missionarissen waren hier blijkbaar populair in de seventies. Door brainwashing en indoctrinatie is jammergenoeg een groot deel van hun eigen cultuur verdwenen, vandaag de dag zijn quasi allen fanatieke christenen die elk woord van de bijbel heilig nemen.

Wanneer we na enkele nachten op het punt staan om terug te keren naar de stad krijgen we twee afscheidsgeschenken. Een houtgesneden barbeque-vork en een kleurrijke, traditionele Highland-Bilum (Bilum = gebreide tas). We zijn sprakeloos. Waren wij hier niet de “rijke” buitenlanders die gratis in het huis van onbekenden hebben gewoond? Hadden wij hen niet meer moeten schenken als de zakken rijst, blikken tonijn & olie??

Ongeveer een maand lang duurt het tegen dat de vrouwen 1 zo’n bilum met de hand kunnen maken. Daarbij draaien ze zowaar hun eigen wolgaren. In tegenstelling tot normale tassen draagt men ze niet over de schouder, maar over het hoofd (dit zou beter zijn voor onder andere het evenwichtsgevoel). Ook inhoudelijk staat zo’n bilum ver van de West-Europese handtas. In elk exemplaar hier bevinden zich de ingredienten om “betelnut” te kauwen. Deze bittere noot wordt samen met mosterdstokjes en pure lime in de mond tot een helrode massa gekauwt. Aansluitend spuugt men deze rode vloeistof in grote hoeveelheden terug uit (bijvoorbeeld door het busraam), zodat het lijkt alsof overal bloed ligt (als je nog nooit van betelnuts hebt gehoord ziet een kauwer er dan ook uit alsof zijn ganse mond bloedt). Jammergenoeg maakt dit kauwen niet enkel je tanden naar de kloten, het is ook erg kankerverwekkend.
 
Op weg naar ons nieuw tehuis.

Pastoor Martin en zijn vrouw, mama.

M'n integratie.


Oversteek van de rivier.



Afscheidsfoto voor ons huis.

Random dorpshuis.

Knikkers zijn nog populairder als onze frisbee.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten