donderdag 6 juni 2013

Into the wild..

Na een lange internetpauze zijn we terug in wat velen de beschaafde wereld zouden noemen, tijd voor een update dus. Terwijl jullie Cercle’s behoud in eerste klasse vierden (gracias, Pachamama!) is hier namelijk ook ’t een en ’t ander gebeurd. Onderstaand lied (The Levellers – the boatman) kan het lezen hier en daar wat aangenamer maken, dit verslag over drie weken reizen is namelijk eu.. lang geworden en ik heb het opgedeeld in twee verschillende posts.
Rio Beni
Nadat alle voorbereidingen getroffen waren kregen we een goed uur voor vertrek te horen dat onze kapitein, Eddy, een extra dag nodig had om de nodige voorraad benzine in te kunnen kopen. Hadden we voordien werkelijk gedacht dat we op afgesproken tijdstip zouden kunnen vertrekken? Hallo, we zijn in Bolivië.. Een dag later werd snel duidelijk dat deze reis niet al te vaak gemaakt wordt, Eddy’s ganse familie had zich verzameld om ons te helpen bij het inladen en uitgebreid afscheid te nemen. Niet voor lang, na een uur varen komt Eddy op het idee dat de belangrijke boordpapieren en vergunningen nog thuis liggen. Uitstel is geen afstel. Enkele uren later verlaten we Rurrenabaque voorgoed. Vanaf dan zoeken we zeven dagen lang de horizon op, in onze kleine - tot op de nok gevuld met proviand, benzine, rugzakken en tenten – boot. Ahoi!
Daar waar we al acht maanden pretenderen te leven als moderne hippies doen we het nu pas echt. Buiten de drie “communidades” waar we stopten (en er maximum een dertigtal inwoners leven) geen spoor van mensen, een hele week lang. Daar werden we met nieuwsgierige blikken hartelijk verwelkomd en konden we telkens een nieuwe vruchtenvoorraad (pompelmoezen, appelsienen & kokosnoten) plukken, zoveel we ook maar konden dragen. Ons dagschema varieerde niet veel. Per dag vaarden we zes tot acht uren. Over de middag meerden we aan om ons middagmaal in de schaduw te kunnen koken & eten. We tukten rustig aan 20km/h en er waren nagenoeg geen golven. Zo verliep de tijd verrassend snel genietend van de wondermooie omgeving, lezend, muziek luisterend, slurpend van een pompelmoes/kokos en artesania makend (ik zei het al, hippies, daarover later meer).
Vanaf 16u begon elke dag de zoektocht naar een stukje strand om ons tentenkamp op te slaan. Onnodig erbij te vermelden dat deze stukken strand zo eenzaam waren als eenzaam kan zijn. Op het eerste zicht, want bij zonsondergang – nadat we ons kamp bouwden, vuur maakten en onze magen vulden -  kregen we telkens het onaangename (dit was ook het enige minpunt van een prachtige week) bezoek van duizenden muggen. Nu heb ik in mijn leven toch al wat van die kleine irritante beesjes gezien, zo iets maakte ik nog nooit mee (overdreven? Nee!). Hoeveel muggensteken we hadden telden we niet na, net als pakweg het tellen van mijn sproeten zou dit een onmogelijke opdracht zijn geweest. De eerste avond dachten Inga & ik nog de clevere te zijn (“hey, we doen een lange broek en t-shirt met lange mouwen aan!”), dit hielp echter aan geen kanten. Toch hadden we na enkele avonden een routine in “muggenbescherming”. Dit ging als volgt. Men kleedt zich na zichzelf in te cremen met 50% DEET aan met: lange broek, regenbroek erover, twee paar sokken, schoenen, t-shirt met lange mouwen, pull, regenjas & muts. Dan vergeet ik er nog bij te schrijven dat we ons in een tropisch klimaat begeven en ons zo dicht mogelijk bij het kampvuur probeerden te zitten. Muggen houden niet van rook. Yeah right. Dit alles mocht niet baten, zodoende was het elke nacht scharten geblazen. Bij mij hielden ze het meeste van mijn voeten, handen, rug en –alweer- m’n gat.
Goed, na enkele avonden heeft men er verrassend genoeg vrede meegenomen dat men een overdosis aan muggenbeten heeft. Een honderdtal meer of minder maakt dan het verschil niet meer uit. Men kan toch niet om 18’30 al in de tent gaan liggen? Ah nee. Eddy en kompaan Juan Pablo maakten ons namelijk bekend met enkele belangrijke Boliviaanse rituelen.  Pachamama & coca. Op een goede afloop en hopend op goede weercondities voor de volgende dag werd Moeder Aarde elke avond bedankt. Vooral met alcohol. Per glas giet men een (in ons geval zéér klein) beetje af in het zand. Op Pachamama! Zeer idyllisch bij een overhelle sterrenhemel en de steeds voller wordende maan. Daarbij werd ook vlijtig coca gekauwd, eindelijk leerden we hoe dit gegeven in zijn werk gaat. Men kauwt een stukje schors, spuugt het in een handvol met cocabladen, voegt wat zoetstof toe, bedekt het met nog meer cocabladen, rolt dit tot een bolletje (bij locals eerder een golfbal) en stopt het tussen de kiezen om zachtjes te kauwen. Na een tijdje verdooft tong & kaak. Dit zou voor verschillende zaken goed zijn (hoogteziekte, honger, dorst, vermoeidheid,...), veel merkt men er echter niet van. Al heeft het aan zo’n kampvuur best zijn charmes. Als rookte men een vresespijp.
Hoe mooi het varen en de rituelen op het strand ook zijn. Het allermooiste was wanneer ik ’s morgens vroeg mijn kop buiten de tent stak. Aan de ene kant is de jungle, aan de andere kant de rivier, daartussen zie en hoor ik helemaal niets buiten het zandstrand waarop we ons als enige bevinden. Met daarin vele sporen van dieren (tapieren, waterzwijnen en grote vogels). Dan wast men zich in het troebele, zanderige water van de rivier, maakt een ontbijt en laadt alles terug in de boot. Opnieuw, op zoek naar de horizon..
Na zo’n zeven dagen varen kwamen we aan in Riberalta. Daar namen we hartelijk afscheid van Lisa & Tobias en reisden we na een nacht slapen (en een uur of twee douchen)  nog een uurtje door naar Guayaramerin. In beide steden waren we de enige toeristen, waardoor de pizza’s ontbraken. Daarop vonden we iets door Brazilië enkele uurtjes te vereren met ons bezoek. De overzet naar Guajara-Mirim (zusterstad van Guayaramerin op Braziliaanse zijde van de rivier) duurde vijf minuten per boot. Daar konden we de honger stillen bij een typisch Braziliaans buffet waar we elk ruim een kilo in onze buikjes ramden. Al was’t goed voor de portemonnee dat we even later terug in Bolivië waren.
Nog twee vermeldenswaardige feiten over deze trip met een hoog “Jommeke op bezoek bij Dikke Springmuis”-gehalte (hij is altijd al mijn grote held geweest):
  • Op de voorlaatste dag meren we aan, exact op de plaats waar een krokodil ligt te baden. Als we tot op twee meter naderen duikt ie weg. Daarna laden we uit en nog geen kwartier nadat we de krokodil onder water zagen gaan staan we op identiek dezelfde plaats te douchen. Niet enkel de muggen wennen snel..
  • Bij dit douchen is het ook altijd oppassen geblazen, toch voor de mannen onder ons. In de Rio Beni woont namelijk de bekende pipi-vis. Dit beesje komt nader als ie urine ruikt. Het bijt zich in de urineleider vast alwaar het begint te groeien. Verwijdering is enkel mogelijk via volledige amputatie. Brrr..

The Levellers - the boatman :
"If I could choose the life I please than I would be a boatman; on the canals on the rivers free no hasty words are spoken; my only law is the river breeze that takes me to the open seas; If I could choose the life I please than I would be a boatman!"


Onze volgeladen "Pinta", rechts met groen dak.

De crew: Inga, Kenneth, kapitein Eddy, Lisa, Tobias & kompaan Juan Pablo.

Chasin' the horizon.

Gedisciplineerd in-& uitladen.

Onze boot.

Een geschenkje van de omgekipte vissersboot die onze gidsen terug boven water hielpen.

Middagspauze.


2x avondmaal in't zand.


2x een kamp in de eenzame wildernis.



3x onze omgeving.
Pompelmoezen plukken. Alright!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten