zaterdag 23 februari 2019

De trein is altijd een beetje reizen..

Nouadhibou – Choum – Atar // 5 – 6 januari 2019 // Soundtrack by the Levellers

Na de eerste verkenningsronde zijn we er dus als de kippen bij wanneer we horen van de enige treinverbinding in Mauritanië. Wie nu een TGV in gedachten krijgt slaat de bal mis. Deze rit tart namelijk alle verbeelding.
(Waarschuwing: deze tekst bevat meer superlatieven dan gezond is voor een mens.)

De spoorweg werd door de Fransen gebouwd en ligt tussen de haven van Nouadhibou en een mijn in Zouérat, 600 kilometer landinwaarts. Daar wordt ijzererts ontgonnen en in een plusminus 2,2 kilometer lange trein, een van de langste ter wereld, naar de kust gevoerd voor export. In beide richtingen vertrekt dagelijks minstens 1 trein, die in beide gevallen ook officieus als passagierstrein dient.

Als treinreiziger heeft men twee keuzemogelijkheden:
1. Men koopt een ticket voor één van de twee aftandse wagons voor een euro of zeven;
2. Men klimt in één van de honderden goederenwagons en reist zo getolereerd zwart.

Optie twee. D’uh.

De vreemdste en avontuurlijkste treinrit van ons leven begint met een vertraging die zelfs voor de NMBS ongezien is. Om 13u worden we in le gare des voyageurs persoonlijk door de stationschef verwelkomd met een stevige handdruk, wat smalltalk en terloops de melding, dat de trein vandaag pas om 20u vertrekt. We rouwen er niet om. Al snel merken we zelfs dat het lange wachten zo zijn voordelen heeft. We leren Moustafa kennen, een oude rot in het goederenwagonsurfen; hij is hier wekelijks. Deze sympathieke & intelligente veertiger die tevens over een goed gevoel van humor beschikt lijft ons in en deelt zijn jarenlange ervaring. In ruil verlangt ie niets buiten wat gezelschap. Iets later vervoegt ook Jörg, een Zwitserse fietser die we in Dakhla leerden kennen, zich tot ons groepje.

Tegen 18u raadt de stationschef ons aan om aan het spoor te gaan wachten. Tevens meldt ie dat vrouwen maar beter in de reizigerswagon gaan. Inga laat zich niet intimideren. En terecht. Ze heeft altijd al haar mannetje kunnen staan.



Om 20u komt de trein met overweldigend geraas aan en tuft bijna twee kilometer aan ons voorbij alvorens tot stilstand te komen. Het lijkt wel een eeuwigheid en we kijken verbijsterd toe. Dan gaan we een versnelling hoger. We nemen direct de wagon die voor ons stopt (nadat Moustafa de wanddikte controleerde en zag dat het goed was, want hoe dikker de wand, hoe minder de wagon zou ruttelen - althans de theorie), Moustafa klimt naar boven en zo snel als we kunnen reiken we hem alles aan: zakken vol suiker, rijst en groenten die hij voor z’n familie meeneemt, onze rugzakken en dan Jörg’s fietszakken & stalen ros.

Vlak voor we vertrekken klimt Moustafa nog eenmaal naar de begane grond en komt met een zak vol zand terug. Heu? We rijden door de woestijn en meneer wil zand meenemen? De oplossing is even simpel als geniaal: het zand wordt in een hoekje van onze wagon tot toillet omgedoopt.


Plots hoor ik een trein recht op ons afkomen, ‘t zal toch niet waar zijn? Hij wordt luider. Hij komt dichter, da's duidelijk. Fuck. Na een oorverdovende knal en botsing waarvan we niet enkel door elkaar geschud worden maar ook op de grond vallen, komen we langzaam op gang. We liggen op de grond in een open goederenwagon met boven ons de woestijnse sterrenhemel, langzaam beseffend we dat deze botsing erbij hoort en moeten prompt proesten van het lachen. Dit is te mooi voor woorden. Tussen het ruizen van de trein door hoor ik Moustafa zachtjes zingen. Ik ben overweldigd.



Na circa dertig minuten begin ik langzaam te ontnuchteren. De neveneffecten treden op. Niet alles goud wat blinkt. Het wordt buiten één van de zotste avonturen uit mijn leven, ook één van de koudste, vuilste en luidste. De snelheid van zo’n trein laat namelijk heel wat zand opkolken wanneer ie dwars door een woestijn raast. De zwarte overblijfselen van ijzererts waaien ons trouwens nonstop rond de oren en voor de ogen. Hoewel we onze lichamen zo goed als mogelijk proberen af te schermen (we dragen alle kleren die we hebben over elkaar & kruipen al snel in de slaapzakken) duurt het niet lang voor we met een dikke, zwarte stoflaag bedekt worden. We ademen meer ijzerersts in dan zuurstof. We eten meer ijzererts dan brood. We drinken meer ijzererts dan water. Je snapt het plaatje wel zeker?
Zoals koppijn na een feesje nemen we het erbij. En wat herinnert men zich na een jaar? Juist ja, de eigenlijke party. De obligatoire kater raakt snel op de achtergrond “ach ja, zo’n beetje koud was het wel, maar ‘t viel best wel mee hoor”. Aan mijn toekomstige selectieve geheugen: m’n gat, ‘t was uitzonderlijk koud, en dat stof was ook na drie keer douchen nog aanwezig in bij wijze van spreken al m’n lichaamsopeningen.

Circa 500 kilometer leggen we af in een etmaal, begeleid door van het constante rammelen en de regelmatige luide knallen & botsingen. ‘s Morgens tegen 9u bereiken we Choum. Terwijl de zon opkomt rijden we door zandduinen, zien bergen en wilde kamelen.







We zijn vuiler als nooit tevoren. We zijn moe, uitgeput en ruttelen van de koude. De ideale omstandigheden om nog een uur of twee in een minibus te zitten en ons voor te stellen aan onze nieuwe Workaway-baas.

Tant pis. Soms moet het een beetje pijn doen. ‘t Was machtig. Mijn roes zal nog minstens 48 uur aanhouden.

Even tussendoor: een dikke dankjewel aan de eerste Postmakkers! Wie zich nog wil vervoegen tot dit selecte groepje, check "Word Postmakker!" & wees welgekomen!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten